Eind juni is de gebruikelijke datum voor de jaarlijkse marktkermis hier ter stede. Vroeger een viertal hoogdagen voor de kinderen (en hun ouders). Gezelligheid troef! Nu we al jaren het kermisouderschap ontgroeid zijn, kwam er van ‘kermissen’ niet veel meer in huis. Mede door corona, werd er dit jaar voor gekozen, de moedige kermisuitbaters, een plaatsje te geven op de kaai. Om nog eens onze beentjes te strekken en een frisse neus te halen, wandelden Echtgenoot en ik, nu al een week geleden, op een zomerse avond tot bij dit nostalgisch gegeven. De muziek, de gekleurde lichtjes, de geur van oliebollen en frietjes, de lokroep van de uitbaters … onze jeugdjaren leken niet ver weg. Veel kermisliefhebbers liepen er evenwel niet rond. Het was aan elk kraam wachten op potentiële klanten. Het had iets triest, de rups zien draaien voor amper twee inzittenden. Teloorgang van waar het vroeger drummen was om een zitje te vinden. Alleen aan de frietjes en de oliebollen vormde zich een wachtrij. Op dinsdag zou Manlief, ook naar jaarlijkse gewoonte, oliebollen halen voor mij en twee vriendinnen. Onze bescheiden bijdrage aan een traditie, die harder dan ooit moet knokken om te blijven bestaan. Volgens mij vergt het echt moed, om kermisuitbater te zijn.
Na het kortstondig flaneren langs de tien kermisattracties, ging Manlief een kijkje nemen op de vroegere locatie van de raceclub. Zo’n vijf jaar geleden werden de clubavonden daar stilgelegd wegens niet meer veilig, maar het grote racecircuit van zo’n 31 meter lang, acht wagentjes naast elkaar, staat er nog altijd te wachten op een nieuwe bestemming. Omdat het er steevast binnen regent, moet er vaak een checkup gedaan worden. Of ik eens niet mee naar boven ging? De trap, die ik meer dan dertig jaar lang elke vrijdagavond beklom, lag er vuil en bestoft bij. Nooit gedacht, dat de trieste aanblik van wat vroeger een gezellige club was, waar we tal van uurtjes spendeerden, me zo diep zou raken. Ook hier alleen maar herinneringen aan wat voor altijd voorbij is. De vele clubleden, die hier passeerden. Sommige kortstondig, anderen jaren en jaren lang. Die grote zolder, waar we ooit twaalf uren races hielden. Waar grote mannen weer kleine kinderen werden. De zelfgebouwde cafétaria, waar wij vrouwen op vrijdagse avonden onze babbel hadden en met plezier de bar draaiende hielden om de clubkas te spekken. Allemaal verleden tijd. Door de vele lekken in het dak kan het water al jaren zijn gang gaan en is alles aan het beschimmelen. Teloorgang van méér dan dertig jaar inzet, nooit gedacht, dat het me zo zou raken. Ondertussen doet Manlief, net als de kermisuitbaters, moedig verder met de club. Hij vond voor het kleinere circuit een nieuw lokaal (waar het overigens ook binnen regent) en iedere vrijdagavond komen nog een tiental leden samen om aan hun miniatuurwagentjes te sleutelen en te racen. Hij blijft dromen van een locatie waar hij het grote circuit weer kan opstellen, maar de tijd gaat snel, vijf jaar zijn in een vingerknip voorbij. Waar vind je een ruimte voor een 31 meter lange baan, die dan ook nog betaalbaar is? Volgend jaar bestaat de club officieel vijftig jaar, officieus vijfenvijftig jaar. Al die jaren is hij de voorzitter, in goede en slechte tijden, die van geen opgeven wil weten. We moeten echter realistisch zijn, ooit wordt ook de teloorgang van de club een feit. Geloof me, het vergt moed, om het runnen van een vereniging een halve eeuw vol te houden.
de lagen
vingerdik stof
het vuil
op de treden
het afgebroken circuit
het ooit zo gezellig café
de zolder …
waar op vrijdagavond
een leven gespendeerd
tijd zette zijn tanden
in wat verplicht
achtergelaten moest
alles alleen nog maar tristesse
een niet te ontkennen
brok in de keel
Doris Dorné – 12 juli 2021
Nog geen reacties