Nog altijd heb ik de brief liggen waarin mijn oudleraar Engels, naar aanleiding van mijn huwelijk (45 jaar geleden), schreef: ‘Denk goed na, voor één ring aan je vinger, geef jij je ganse hand.’ Ik dacht nog vaak aan dat zinnetje, ben het nooit vergeten. Het schoot me weer te binnen, toen Zoonlief me vertelde, dat onze jongste kleindochter (ze is zeven), van school was gekomen met een ring rond haar kleine vingertje. Best trots gaf ze mee, dat ze een liefje had. Wie dat liefje dan wel was? Zoonlief vroeg haar de pieren uit haar neusje (vaders), maar ze liet niets los. Karakter! Ook haar papa was ooit, als zesjarige tot over zijn oren verliefd op een meisje uit zijn klas. Hij kwam naar huis met. allebei zijn handen vol krassen. Hoe dat kwam? Blijkbaar had hij zijn geliefde willen kussen en was ze het daar helemaal niet mee eens. Een powervrouwtje, lang voor #metoo. Ik gaf hem de goede raad: als ze dat niet wil, doe dat dan niet. Het antwoord van mijn zesjarige toen, laat me nog altijd glimlachen. ‘Ik was het niet, het waren mijn lippen’. Met krassen op zijn toen nog bitter kleine handjes, is hij nooit meer thuisgekomen. Terwijl onze jongste kleindochter pronkte met haar romance, viel het mijn liefste kleinzoon (enige echte), tien lentes jong, minder mee. Hij werd op zijn beurt gedumpt door zijn kleuterklasliefje van het eerste uur. Na zeven jaar puur graag zien, gaf ze er de brui aan. Kinderliefde, zo mooi, lief en teder, maar evengoed soms ook zo hard. De leerschool voor later. Bovendien, zeven jaar, is dat niet de spreekwoordelijke struikelblok voor relaties?
Nog geen reacties