Ter aanvulling op mijn spinsel van gisteren, wil ik het nog even hebben over dokters en verpleging en wel in het bijzonder, over de zorgende handen op de vroegere kinderkankerafdeling 3K6 (nu volledig verdwenen) in het UZ Gent. Ons tweede thuis, zo’n twintig glazen kamertjes, in elk kamertje een kind (van baby tot adolescent) met kanker. Een medisch en verplegend team, dat elke dag paraat stond, maar vaak moest vechten tegen de hectiek van het onvoorspelbare. Terecht komen op 3K6, dat deed je niet met een voorafgaandelijke afspraak van vier weken, dat deed je van het ene moment op het andere. Bij ons werd ’s morgens de hartbrekende diagnose gesteld, halfweg de namiddag stonden we op de afdeling met aan de deur het bordje ‘oncologie’. Niet onaangekondigd, neen, de kinderarts uit Oostende had onze komst persoonlijk gebeld. Bang, dat we anders forfait zouden geven en te lang zouden nadenken. We vielen buiten de planning van 3K6, zo maar met de deur in huis. Kregen een kamertje toegewezen, dat in allerijl een beetje op orde was gebracht, maar niet helemaal. In het vuilnisbakje lagen nog bebloede watten. Het frustreerde Echtgenoot zo, dat hij zich vanaf het eerste moment al kwaad af reageerde op de lieve dokter, die ons ‘welkom’ kwam heten. Ik had medelijden met haar en trachtte Manlief te sussen, terwijl ik ook begrip had voor zijn reactie (eerst de diagnose kanker in je kind, de zorgen om Broer, de rit naar Gent, de zoektocht in de blokkendozenstad UZ Gent). Een mens zou voor minder boven zijn theewater raken, maar we werden daar zo’n beetje gedropt en ik wou geen discussies terwijl mijn doodzieke kind zwaar lag te hoesten en mijn oudste, toen ook nog maar negen, in zijn ééntje op de gang moest wachten, want broers of zussen waren taboe op 3K6. Waarom? Omdat kinderen nog allerlei kinderziekten kunnen meedragen en kankerpatiëntjes door de behandelingen geen weerstand hebben tegen infecties. Enfin, drie weken later waren we het leven op de afdeling al een beetje gewoon. Ik zag, hoe er elke dag wel nieuwe ouders binnenkwamen met dezelfde angst en hetzelfde verdriet in hun ogen. Ik zag, hoe er vaak onvoorzien, kinderen in behandeling met koorts opgenomen moesten. Dagen, waarop er kamertjes en bedden tekort bleken. Dagen waarop dokters en verplegend personeel van hot naar her liepen, de benen vanonder het lijf. Behandelingen die moesten gestart, bloed afgenomen, nodige onderzoeken gedaan … en tussenin de zorg voor kinderen, die het alleen moesten rooien in hun kamertje. Mijn bewondering voor het team groeide elke dag, maar ik zou liegen als ik zou beweren, dat er nooit frustratie was. We blijven immers allemaal ‘mens’. Het team van toen draag ik nog altijd in mijn hart. Vooral ook, omdat je als ouder, dokter, verplegend personeel, alleen maar kan proberen en hopen, dat alles goed komt. Jammer genoeg, loopt het ook vaak niet zoals gehoopt en dan breekt ook voor een stuk het hart van al wie meeging in het verhaal van jou en je kind … dokters, verplegend personeel, de blauwtjes (onderhoud), de spelleiding, de kleuterjuf.
Nog geen reacties