Sinds vorige donderdag verdween mijn ziekenhuisbed uit onze woonkamer. Het was de eerste dagen toch weer wat ‘herprogrammeren’. Raar, hoe ‘verandering’ toch snel ‘gewoonte’ wordt. Leek dat bed in het begin een obstakel, dan veranderde dat vlug in ‘luxe’. Eventjes rusten? Geen probleem, het bed stond uitnodigend klaar. Televisie kijken, lezen, wassen, verzorgen … alles gebeurde ter plaatse in het bed. Bezoek sprak ik toe als vanop een troon en ik nam een beetje schuldbewust, geschurkt tegen mijn hoofdkussen, alle bloemen, pralines, kaartjes, koekjes, als een koningin in ontvangst. Soms lagen er kruimels tussen de lakens en op een avond zakte ik zowaar door het bed. De jongste kleindochter nestelde zich met pen, stiften en papier aan het voeteneinde en versierde mijn vensterbank met kunstwerkjes. Kleinzoon had dan weer schrik van het bed, verlegen om mij pijn te doen, durfde hij amper naderen. Vanop het bed had ik ook een wonderlijke uitkijk op de prachtige bomen in de kinderboerderij, pal naast ons. En ik kon op het bed, bij mooi weer, een badje zon nemen. Nu is het bed weg en ja, ik mis het een beetje. Herprogrammeren dus en na vier maanden weer de lakens delen met Manlief. Ook niet zo evident, mijn in ijzerwinkel veranderde voet zorgt voor de nodige afstand in een bed, dat naar de huidige normen, een ‘bedje’ genoemd wordt. Veel mensen kijken verwonderd, als ik zeg, dat onze echtelijke sponde amper één meter veertig breed is. Blijkbaar bieden de bedden van nu toch meer adem- en speelruimte. Ondertussen zijn we bijna een week verder en het lukt ons de slaap te vatten in ons kabouterbedje, méér heb ik daar niet over te melden. Ik hoor het mijn moeder nog zeggen: ‘nooit uit het bed klappen’! (verhalen uit je bed doorvertellen). Ach, het waren toen andere tijden, met nog kleinere bedjes. Zoals reeds eerder geschreven: stapje voor stapje, voetje voor voetje op weg naar ‘gewoon’.
Nog geen reacties