Ik weet nog hoe ze me eens zei, dat ze zich ongemakkelijk voelde tegenover mij. De mama, met wie ik vriendin werd op de kinderkankerafdeling van UZ Gent, nu zo’n tweeëndertig jaar geleden. Ze voelde een onbehagen telkens ze me ontmoette na het sterven van Benjamin. Een gevoel van schaamte, want haar zoontje had het gered terwijl wij het onze verloren. Natuurlijk was het een onnodig gevoel, maar ik kan er in komen, dat de ouders van kinderen, die het gevecht wonnen, soms geen weg wisten met ons, wij die verder moesten zonder kind. Niets is evident in zo’n situatie, dus trachtte ik haar gerust te stellen. Nooit voelde ik een greintje van jaloezie of afgunst naar kinderen toe, die na een moedige strijd, verder konden met hun leven. Integendeel, het maakte me alleen maar blij, dat er ook kleine overwinnaars waren. Ik mag er niet aan denken, dat elk kind met kanker zou sterven. De jaren gingen voorbij, de contacten zwakten af, maar de vriendschap bleef. Af en toe een kaartje, een berichtje of een belletje … uit het oog was nooit uit het hart. De angst en het onbehagen voor herval, in het begin groot, maar na verloop van tijd toch naar de achtergrond verdrongen, werd met de jaren kleiner maar verdween nooit. Twijfel blijft immers een constante in het hoofd van elke ouder ongewild ooit thuis op de kinderkankerafdeling. Hoe voelt het dan, om op een dag te vernemen, dat je kind zo’n dertig jaar later weer in behandeling moet? Wat gaat er door je heen, als je hoort, dat kanker weer meedogenloos zijn slag slaat in het kind dat toen zo moedig vocht en nu een midden dertiger is? Hoe voelt het voor hen, de kinderen van toen, die alles ooit bewust meemaakten. Hoe voelt het voor deze jong volwassenen van nu, om weer voor die immense uitdaging te staan? Sedert eergisteren gaan mijn gedachten en mijn hart uit naar twee van hen. Kinderen, lotgenootjes toen. Jonge mensen nu, die het oneerlijke gevecht nog maar eens moeten aangaan. Het gevoel van twijfel en onbehagen, altijd op de achtergrond, nooit echt weg … het doet wat met je. Als jarenlang gekoesterde hoop in duigen valt, hoe voelt dat dan?
Ik weet hoe het voelt, als kort na de behandeling de kanker al weer paraat staat. Eerlijk, ik had niet anders verwacht, onze prognose was bijzonder slecht. Ik weet, hoe die altijd aanwezige angst voelt en dat er bij ouders en kinderen, zelfs nu ze al jaren uit behandeling zijn, steeds twijfel blijft sluimeren. Bij het minste pijntje gaan de alarmbellen af. Alles wordt onzeker, het vertrouwen in het leven is weg. Je kijkt met argusogen naar je kind en loopt op de toppen van je tenen de dagen door. Zo is dat als je kind pas zes is, zo is dat als je kind dertiger/veertiger is. Weer kanker in je kind … een aanslag op je ouderhart, een immense mokerslag voor je kind.
En zo komen we weer frequenter in elkaars leven, nemen we de draad weer op, die we ondertussen losjes lieten vieren, maar die we aanhalen wanneer nodig. Een kaartje, een berichtje, een belletje, een luisterend oor … méér hoeft niet.
je liet het
achter je
dacht je
tot vandaag
nu je weer
voor hetzelfde
gevecht staat
ouder dan toen
toch even bang
banger misschien
want …
niets is nieuw
alles is kennis
en … angst
Doris Dorné – 22 januari 2023
Eén reactie
Die angst is zo herkenbaar, zo allesomvattend. Vijf jaar lang om de drie maanden onder de scan en dan het gesprek. Ik voel die angst nog steeds. Je hart klopt in je keel. Je bent zo bang voor wat er komen zal.
Ik hoop het beste voor je vrienden.
Liefs Nathalie